Voor historici die het recente verleden niet links laten liggen, is Rotterdam een bijzonder interessante stad. Dat bleek tijdens de excursie van de NVHO naar deze stad op 11 juni jl.

NVHO-lid Marjan Beijering is betrokken bij de Stichting Rotterdam Vertelt. Dit oral-historyproject stimuleert gewone Rotterdammers om hun verhaal te vertellen.

Een deelproject gaat over de Kaapverdianen in Rotterdam. Alice Fortes vertelde over het project ‘Storia de nhas Pais’. Zelf schrijft ze een boek aan de hand van het levensverhaal van haar Kaapverdiaanse ouders.

Ze werkt bij de Alliantie Kruiskade en gaf ons een inkijkje over de zeer recente geschiedenis van deze straat. Overlast en drugshandel zijn hier verdwenen door een consequente aanpak die jarenlang is volgehouden. Panden waar activiteiten plaatsvonden die overlast en criminaliteit aantrokken werden gesloten en er werd actief gezocht naar een invulling die de straat weer aantrekkelijk heeft gemaakt.

Een fietstocht door de stad bevestigde dat ook elders Rotterdam de laatste decennia een transformatie heeft doorgemaakt. In de jaren zeventig was de indruk die Rotterdam op de buitenstaander achterliet: druk, chaotisch, lopen en fietsen was er onaangenaam, en het gat van het bombardement was gevuld met asfalt en lelijke nieuwbouw. Een stad zonder hart, zonder geschiedenis.

Nu is het een on-Nederlands mooie moderne, open, leefbare stad, met ruimte om te lopen en te fietsen, en een fantastische internationale, bruisende sfeer. Zonder dat gat had dit nooit gekund, zo zie je meteen als het CS uitstapt: geschiedenis.

 

Marjan Beijering, Geschiedenislab

Het afgelopen jaar werkte ik aan een aantal publicaties in opdracht van het ambtelijk team jeugdzorg van de Stadsregio Amsterdam. Daarover hield ik op 1 december 2014 een presentatie op de jeugdzorgconferentie ‘Lessons Learned’. Dit blog is een weergave daarvan.

Veilig opgroeien

Historisch gezien is tien jaar een korte periode. Toch wilde de Stadsregio Amsterdam graag een publicatie waarin werd vastgelegd wat haar rol in die tien jaar is geweest – omdat die niet altijd even zichtbaar was. Want hoe laat je als subsidiegever zien wat je rol was bij het tot stand komen van een veilige leefomgeving voor kinderen of aan kwaliteit van jeugdzorg? De publicatie moest ook een bedankje worden voor de wethouders, gemeenteraadsleden, ambtenaren en regiobestuursleden die mee hadden gewerkt. Een terugblik en een poging om inzicht te geven in het veld van de jeugdzorg – zodat gemeentes er na 1 januari voordeel mee kunnen doen.

Op 19 december 1914 sterft Eduard Baeten aan longontsteking. Hij is drie jaar, zoontje van Jan Baeten en Maria Crols uit het Belgische Duffel. Het gebeurt ver van huis in het Nederlandse Nijmegen. Hier was het gezin Baeten beland, nadat het in oktober voor het Duitse leger was gevlucht. Dat was heel verstandig, want in Duffel stond na een heftige veldslag niet veel meer overeind.

Ik ontdekte het gezin Baeten in mijn onderzoek naar Nijmegen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Tussen oktober 1914 en maart 1915 woonden hier honderden Belgische vluchtelingen, eerst in de gloednieuwe Infanteriekazerne aan de Groesbeekseweg, later in de oude Waalkazerne in de Benedenstad. Een zinnetje in het plaatselijke dagblad De Gelderlander uit november 1914 maakte mij alert op deze jonge vluchtelingen. “Een drietal kleine kinderen zijn hier gestorven. Overigens maken de mensen het goed in de mooie ruime compagnieskamers.”

Micha Cluysenaer

Geschiedenis is overal als je er oog voor hebt óf krijgt. Deze zomer reisden wij weer eens af naar La douce France. Een mooie website en de opmerking in het Gastenboek: ‘Stel… dat God in Frankrijk woont, dan woont hij hier’, trok ons als een magneet naar een sfeervol gerenoveerd achttiende-eeuws landhuis in Issy-L’Évêque in de Zuid Morvan (Bourgondië). Rondom glooiende heuvels en veel, heel veel witte Charolais runderen.

De Nederlandse eigenaresse die haar gasten klaarblijkelijk vooraf even googelt, wist van mijn bezigheden en belangstelling. Ze duwde mij een boek in de hand met de mededeling: voel je vooral niet verplicht, maar misschien vind je het interessant.

In luttele ogenblikken had de roman Storm in Juni van de van oorsprong Russisch Joodse schrijfster Irène Némirovsky mij in z’n greep. Wat doen oorlog en bezetting met mensen? Hoe reageerden Parijzenaars op de dreigende overheersing van hun stad door de nazi’s in de zomer van ‘40?

De ontluisterende geschiedenis bleek zich voor een deel af te spelen in het dorpje en omgeving waar wij waren neergestreken. Het Hotel des Voyageurs, dat Duitse soldaten en hotelgasten in het boek frequenteren, bevond zich vlak achter onze woning.

’s Avonds liep ik steevast even langs het nu verlaten en enigszins vervallen etablissement. Een vergeeld menu van ooit geserveerde diners hing kromgetrokken achter het raam. Ik zag de oorlogsperiode voor me.

Al lezend, keek ik vanuit onze voortuin in de verte op een herenhuis, dat deels aan het oog was onttrokken door het daarvoor liggende lokale oorlogsmonument en uitbundig bloeiende bloemen –- we verbleven in een Village Fleuri. De diepgroene luiken waren gesloten. Het huis oogde onbewoond; de trek naar de stad is onmiskenbaar op het Franse platteland.

Dáár woonde de schrijfster in 1941–1942 met man en dochtertjes, daar schreef ze met veel psychologisch inzicht haar roman; niet achteraf, wetende hoe het allemaal afloopt, maar op het moment zelf.

Dáár klopte in de zomer van 1942 de Gestapo op de deur. Ze namen haar mee en voerden haar af naar Auschwitz waar ze op 17 augustus, 39 jaar oud, om het leven werd gebracht. Een plaquette naast de deur herinnert de vroegere bewoonster als een Femme de Lettres.

Het was de historicus Johan Huizinga die als eerste schreef over de ‘historische sensatie’. Iets dergelijks was het wel. Het verleden was bijna tastbaar. Dat boek lezen op die plek gaf mij een sterk gevoel van verbondenheid met de schrijfster en de mensen die daar toen leefden.

Najaar 2014

door Ingrid van der Vlis

Het overkomt iedere onderzoeker op zeker moment. Jouw onderwerp wordt het middelpunt van de wereld. Zo vergaat het mij ook regelmatig bij het werk aan de stadsgeschiedenis van Delft. Geweldige stad, prachtige geschiedenis en alleen maar mooie verhalen.

Als ik ontwikkelingen vervolgens vergelijk met andere steden moet ik soms terugkrabbelen. Vaak wel een mooi verhaal, maar minder uniek dan ik dacht of hoopte.

Soms heb ik geluk. Delft heeft namelijk al vanaf 1842 de voorloper van een grote technische universiteit binnen de stadsmuren. Dat is echt uniek omdat het ruim honderd jaar duurde voor er een tweede vergelijkbare instelling in Eindhoven werd opgericht. Wel uniek dus, maar ook vrij algemeen bekend.

Bij het zoeken naar de manier waarop al deze studenten gehuisvest moesten worden, kwam ik echter nog zo’n prachtig unicum tegen. De eerste studentenhuisvesting stond in Delft, gebouwd door – hoe kan het ook anders – de ingenieurs zelf. En dan ook nog eens op een plek met de bijzondere naam ‘het Duyvelsgat’. Iedereen begrijpt, dan kan mijn dag niet meer stuk.

Lees hier meer over het Duyvelsgat

 

‘Die rondleiding van jou gebruiken we trouwens nog steeds’: een onverwachte opmerking van een opdrachtgever voor wie ik jaren geleden, ter gelegenheid van de Open Monumentendag, een rondleiding had gemaakt langs industrieel erfgoed. Er zaten geen spectaculaire objecten in.

Thema-expostie NMM
Een van de thema-exposities van het NMM

Wim de Natris

Met de opening 13-14 december van het Nationaal Militair Museum (NMM) is Nederland een nieuw, groot museum voor nationale geschiedenis rijker. Lees mijn gastblog met eerste indrukken op het weblog DeMuseologue.com van Yvette Mulder.